1965 Wat is nú gewoon
maandag 23 februari 2004

Trainers komen en gaan. Trainers zijn passanten. Dat is nu zo, dat was ook toen zo. Tegenwoordig zet je als vereniging een organisatie neer. Waarna je trainers aantrekt die binnen het plaatje passen.
Ik zou me zo voor kunnen stellen, dat het er in de tweede helft van de jaren zestig van de vorige eeuw anders aan toe ging. Weliswaar waren trainers toen ook passanten, maar drukten ze naar alle waarschijnlijkheid wat nadrukkelijker hun stempel op een vereniging dan tegenwoordig.
De eerste trainer van `De Dijk` hield het kennelijk reeds na één seizoen voor gezien. Want al gedurende het eerste seizoen wist het bestuur op enig moment te melden, dat er een nieuwe trainer voor het 1e en het 2e elftal was aangetrokken.
In nog geen tien zinnen rolt vervolgens een prachtig verhaal aan de ogen voorbij. Allereerst is daar de openingszin, dat het bestuur `bij het ontslag nemen van de oude trainer gemeend heeft met een trainer uit de bus te moeten komen met een licentie`. Ik moet eerlijk bekennen, dat ik m`n hand er niet voor in het vuur durf te steken, maar het lijkt me, dat een trainersdiploma een absolute vereiste is als je vandaag-de-dag als verantwoordelijk trainer bij een standaardelftal aan de slag wil.
De heer C. v.d. Steeg werd de gelukkige in 1965. Een voetbalverleden bij Enschede en ADO, z`n laatste ballen verzonden bij De Postduiven in Loosduinen. Een bekwaam en technisch voetballer, die bij laatstgenoemde vereniging z`n licentie haalde en daar ook enkele jaren, evenals bij Delfia, als trainer fungeerde.
Vervolgens geeft het toenmalig bestuur één van de pré`s van de nieuwbakken trainer aan: hij eist van de spelers tijdens de training en de wedstrijden een volle inzet, tot aan de grens van de mogelijkheden. Waarom lees je dat tegenwoordig niet meer, dat een trainer dat van zijn spelers verlangt! Of is dat zó voor de hand liggend, dat er niet eens meer gewag van wordt gemaakt. Of…? Nee, dat kan niet…!
Ook heerlijk om te lezen: `Daarbij vindt hij als voornaamste element dat discipline voorop moet staan, dat is het belangrijkste. Met daarbij het bijbrengen van de techniek en tactiek, het uithoudingsvermogen en de conditie.` Zó basis. Maar in 1965 kennelijk het vermelden waard.
De afsluiter, die zelfs de laatste twijfelaar over de streep moet trekken, is helemáál het nalezen waard: `Het bestuur verwacht dan ook, dat de spelers van het eerste en het tweede elftal zich ten volle geven, en wekelijks de trainingsavond bijwonen.` Eén keer trainen in de week!
De aankondiging door het bestuur, van de nieuwe trainer, werd – althans, voor mij zichtbaar – voorafgegaan door de teamindelingen van SVH 3, SVH 4, SVH 5 en SVH 6. Iedere opstelling – doch in ieder geval de teamsamenstelling – stond wekelijks in het voetbalkrantje! Mij staat het persoonlijk niet (meer) bij, maar Koos Voskuijl (de man van de voorzetten voor deze rubriek) nog wel. Zal het leeftijdsverschil wel zijn. Koos weet in ieder geval nog, dat toen hij lid werd, hij een week of twee alle opstellingen in het voetbalkrantje moest doorspitten, aleer hij zijn naam voor het eerst bij een elftal zag opduiken. Eindelijk voetballen…
Als reserve overigens. Want ook dat werd van tevoren bekokstoofd en aan het papier toevertrouwd.

Advertentie

Condubouw