Van toen naar nu (deel 2)
donderdag 19 september 2013

Op 6 mei 2014 viert S.V. Honselersdijk haar 50ste levensjaar. Dat jaar heeft ook de voetbalbond een jubileum te vieren: 125 jaar KNVB. Klein begonnen, maar nu een hele grote bond. Ruim 7% van de Nederlandse bevolking is lid van deze bond. Dat zijn ongeveer 1,2 miljoen leden.
Ook S.V. Honselersdijk begon klein. Met 3 elftallen, een jeugdteam en 2 velden. Eén van die velden was te klein, voldeed niet aan de KNVB-normen. De bond gaf evenwel toestemming om het kleine veld te gebruiken, maar dan alleen voor de jeugd. Op die plek wordt al weer enige decennia getennist door Tennis Club Honselersdijk (TCH).

Om het spel en de knikkers
Voor de aanvang van de 20ste eeuw was de voetbalsport in Nederland nog een particuliere bezigheid. Voor de Eerste Wereldoorlog werden de voetbalvelden vooral bevolkt door zonen uit de gegoede milieus. Toen kwam je namen tegen als Jonkheer Marius Diederick Christoph Sandberg (1896). Een speler die zuiver om het spelletje zelf voetbalde, bij de ‘koue kak’ club HVV (Den Haag). Op zijn dertigste werd hij aangenaam verrast door een uitnodiging voor het Nederlands elftal. Hij speelde in 1926 tweemaal in oranjeshirt. Een andere edele was Oscar Emile Ridder Van Rappard. Hij speelde bij een andere Haagse eliteclub, nl. HBS. Hij deed in 1920 mee aan de Olympische Spelen van Antwerpen op de onderdelen voetbal en de 110 meter horden. Met het Nederlands elftal behaalde hij een bronzen medaille.
Na de Eerste Wereldoorlog werden ook arbeidersvoetbalclubs opgericht. De gegoede burgerij vond dat geen welkome ontwikkeling. Pim Mulier, destijds een rijkaard en een grootheid in voetballand, baarde dat zorgen. Op een gruwende toon zei Pim: “De ruwe poenen hebben de besten onder ons verdreven.”

Hoewel het in de hoogste regionen van de Engelse competitie al aardig wat jaartjes ‘om de knikkers’ ging, voetbalde men in Nederland nog uitsluitend ‘om het spelen’. De voetbalbond hield het tot begin jaren vijftig vol om ‘nee’ te zeggen tegen het betaald voetballen. Met Engeland als voorbeeld, deden sommigen - kort na de Eerste Wereldoorlog – in Nederland pogingen om het beroepsvoetbal van de grond te krijgen. Dat was in die jaren nog een kansloze ambitie. Nederland was een verzuild land. Een bakker is een bakker, een sporter is een sporter. Sport is geen beroep, is een spel. Moreel onaanvaardbaar als beroep. De legendarische journalist Jan Cottaar schreef - in opdracht van de KNVB - een boekje, met als veelzeggende titel: ‘Vaste Koers: Amateurisme’.

Crisis in de voetballerij
De ommezwaai in 1954 deed Karel Lotsy, zwaargewicht oud-bondsvoorzitter, echt verdriet. Boos was hij. Met een hartgrondig ‘lafaards’ krenkte hij zijn opvolgers bij de KNVB.
Voorafgaand aan die ommezwaai hadden een aantal dissidente verenigingen de NBVB (Ned. Betaalde Voetbal Bond) opgericht. Een naamloze vennootschap. De volgende profclubs startten de competitie 1953-1954: BVC Amsterdam, De Graafschap, Utrecht, Twentse Profs, Rotterdam, Den Haag, Alkmaar ’54, Venlo, Fortuna ’54 en Rapid ’54.
Nog steeds bekende namen kwamen daarin voor: Cor van der Hart, Frans de Munck, Bertus de Harder, Piet Kraak, Henk Angenent, Jan Notermans, Hans Boskamp en Mick Clavan. Zij bereikten allen een plaats in het Nederlands elftal. Terugziend stonden aantrekkelijke elftallen klaar bij de start van de competitie.

Bij de oprichting van de NV NBVB sloeg de schrik om het hart van de KNVB-bonzen. Men had de prof-plannen nimmer serieus genomen. De KNVB luidde de noodklok: “Alle hands aan dek.” Om de boel te redden streefde de KNVB een gezamenlijke competitie met de NBVB 1954-1955 na, maar dat lukte pas in november 1954. Toen waren beide bonden al bijna 4 maanden ‘gescheiden’ met hun voetbalcompetitie bezig. Na 11 competitieronden, met Fortuna ’54 als koploper, werd de competitie gestaakt. De KNVB accepteerde het betaalde voetbal. Na het maken van nieuwe competitie-indelingen kon opnieuw competitie worden gespeeld.

Rust in de tent
1954-1964. De strijd om het behoud van het amateurisme werd slechts 10 jaar voor de oprichting van S.V. Honselersdijk beslecht. Terugdenkend, bevreemdt mij dat. In mijn beleving bestonden beide zuilen, het amateurisme en het professionalisme, al eeuwenlang. Het Westland, en dus ook S.V.Honselersdijk, is het amateurisme hoe dan ook trouw gebleven. Wat niet wegneemt dat de amateurs, die spelen om het spel, ook graag kijken naar jongens die spelen om de knikkers.
De spelers ‘om het spel’ en ‘om de knikkers’ (amateurs en profs) zijn onlangs in de Jupiler League (2013-2014) met elkaar de competitie aangegaan voor de prijzen. Het is nu nog maar één amateur club (Achilles ’29 uit Groesbeek). Die gebeurtenis, ook al ging er maar één schaap over de dam, kan op termijn de opmaat zijn tot het samenvloeien van de twee voetbalzuilen. Wie zou dit 60 jaar geleden hebben kunnen bedenken?

Lindt

Advertentie

Sosef & v/d Knaap